“William Booth”
Bovenstaand olieverfschilderij werd in 1993
vervaardigd, in opdracht van Last Days Ministries, welke door Keith Green was
gesticht.
"Het is een afbeelding van een visioen die
William Booth, de stichter van het Leger des Heils, op een dag had."
Visie is een krachtig ding. De Bijbel zegt dat, "waar er geen visie is, komen de mensen
om." Het is interessant te zien hoe God visie of
openbaring in de Bijbel gebruikt om met mensen te spreken en zelfs Zijn hart
aan hen te communiceren."
Spreuken
29:18
Als openbaring
ontbreekt, verwildert het volk,
"Waar er geen visie is, komen de mensen
om"
In het licht van de boodschap van de afgelopen Zondagsviering
die ging over "gaan" wil ik de Visie van William Booth delen. Zoals die keer toen Booth in zijn koets
reisde en hij uit het raam keek en de toestand van de mensen om hem heen
zag. Hij vertelt dat mensen "zorgeloos en in schaamteloze rebellie tegen
God leefden, zonder een gedachte aan hun eeuwig welzijn." Hij zegt, "toen
ik uit het raam keek, zag ik ze allemaal, ... miljoenen mensen rondom mij die
zich overgaven aan hun drank en hun plezier, hun dansen en muziek, hun zaken en
hun angsten, hun politiek en hun problemen, onwetend - bewust onwetend in veel
gevallen – en in andere gevallen alles
wetend over de waarheid en er helemaal niet om gevend. "Maar iedereen, de gehele
massa, ging op en in hun godslasteringen en baldadigheden naar de Troon van
God."
Psalm
37:39
Doch het heil der
rechtvaardigen is van de HERE, hun schutse ten tijde der benauwdheid;
“God zal mijn leven verlossen uit het Graf
Zijn redding is dichtbij”
Psalm
49:14-16
Dit is het lot van hen
die op zichzelf vertrouwen, het einde van wie behagen scheppen in hun eigen
woorden. Als schapen zinken zij in het dodenrijk, de dood weidt hen; de oprechten heersen over
hen in de morgenstond; hun gedaante moet in het dodenrijk vergaan, zodat zij geen woning meer heeft. Maar God zal mijn leven verlossen uit de macht
van het dodenrijk, want Hij zal mij opnemen.
“Hier is de visie”
"Ik
zag een donkere en stormachtige oceaan. Daaroverheen hingen zware zwarte
wolken; door hen heen zo nu en dan levendige bliksemflitsen
en de luide donder rolde, terwijl de wind kreunde en de golven wild en
onstuimig waren en schuimden. Ze torenden hoog en braken, stegen op en schuimden
om opnieuw te breken." In die oceaan, zo dacht ik, zag ik talloze arme
mensen die zinkend en drijvend, schreeuwend en gillend, vloekend en worstelend,
verdrinkend. En terwijl ze vloekten en schreeuwden stegen zij weer op en gilden
weer, sommigen zonken om niet meer boven te komen.
En ik zag uit deze donkere boze oceaan een
machtige rots die opsteeg met haar top die uittorende hoog boven de zwarte
wolken die de stormachtige zee hadden omringt. En rondom de basis van deze
grote rots zag ik een breed platform. Op dit platform, zag ik met genoegen een
aantal van de arme worstelende verdrinkende wrakken voortdurend opklimmen uit
de boze oceaan.
En ik zag dat een paar van degenen die al veilig
op het platform waren aangekomen de arme schepsels, die nog in de boze wateren
waren, helpen om de plaats
van veiligheid te bereiken. Toen ik beter keek vond ik een
aantal van degenen die gered waren, ijverig werken door ladders, touwen, boten en
andere effectievere middelen om de arme worstelende mensen op te trekken, om
hen te redden uit de zee. Hier en daar waren er zelfs enkelen die daadwerkelijk
in het water sprongen, ongeacht de gevolgen, in hun passie om hen te "redden van de ondergang"
En ik wist nauwelijks wat mij het meest verblijdde
- de aanblik van de arme verdrinkende mensen die op de rotsen klimmen om een
plaats van veiligheid te bereiken, of de toewijding en zelfopoffering van
degenen wier hele wezen was gewikkeld in de strijd voor hun bevrijding.
Terwijl ik keek, zag ik dat de bewoners van dat
platform een zeer gemengd gezelschap was. Dat wil zeggen, ze werden verdeeld in
verschillende "voorbeelden of klassen" en ze hielden zich bezig
met verschillende genoegens en bezigheden. Maar slechts een zeer klein aantal
van hen leek leken het tot hun taak te maken om de mensen uit de zee te redden.
"Maar wat mij het meest verbaasde was het
feit dat, hoewel ze allemaal op één of ander moment van de oceaan gered waren, leek
bijna iedereen het te zijn vergeten." Hoe dan ook, het leek dat de
herinnering aan de duisternis en het gevaar hen niet langer verontrusten."
"En wat even vreemd leek en onbegrijpelijk
voor mij was, was dat het deze mensen niet eens meer leek te kunnen schelen en
dat zij zich geen zorgen maakten over de slechte situatie van hen die omkwamen,
degenen die worstelden en verdronken, recht voor hun ogen ... van wie velen hun
eigen echtgenoten en echtgenotes, broers en zussen en zelfs hun eigen kinderen bleken
te zijn." Nu deze verbazingwekkende onverschilligheid kon
niet het gevolg zijn van onwetendheid of gebrek aan kennis omdat zij daar in
het volle zicht van dit alles leefden en er zo nu en dan zelfs over spraken.
"Velen gingen zelfs regelmatig naar
lezingen en preken waarin de vreselijke toestand van deze arme verdrinkende
schepsels werd beschreven". Ik heb altijd gezegd dat de bewoners van dit
platform bezig waren met verschillende bezigheden en hobby's. Sommigen van hen
waren dag en nacht bezig in de handel en het bedrijfsleven, volledig
geabsorbeerd om winst te maken, het opslaan van hun spaargeld in kluizen en
dergelijke.
"Velen verdeden hun tijd door zich te vermaken
met het kweken van bloemen aan de kant van de rots, anderen in de schilderkunst,
of met lappen stof of het afspelen van muziek, of zich verkleden in
verschillende stijlen en wandelen om bewonderd te worden. Sommigen hielden zich voornamelijk bezig met
eten en drinken, anderen werden in beslag genomen door ruzie te maken
over de slechte toestand van bijna verdronken wezens die reeds waren
gered"
Maar het ding dat het meest verbazingwekkend was
dat degene op het platform die Hij geroepen had, die zijn Stem hoorden en zich
geroepen voelden dat ze Hem moesten gehoorzamen - althans ze zeiden dat ze dat
deden - degenen die beleden Hem lief te hebben, in volle sympathie met Hem waren
in de taak die Hij had ondernomen - die Hem aanbaden of die beweerden dat te
doen –waren zo in beslag genomen door hun beroepen, hun geld besparen en
genoegens, hun familiecirkels, hun religies en argumenten daarover, en hun
voorbereiding naar het vasteland te gaan, dat zij niet meer luisterden naar de kreet
van dat prachtige wezen die zelf naar beneden de zee was ingegaan.
"Hoe dan ook, als zij het al hoorden dan
sloegen zij er geen acht op. Het kon ze niet schelen. En dus de menigte die
vlak voor hen was ging door met worstelen en krijsen verdrinken in de duisternis."
En toen zag ik iets dat mij nog vreemder leek
dan alles wat ik voordien in dit vreemde visioen had gezien. Ik zag dat sommige
van deze mensen op het platform stonden, die door dit Prachtige Wezen geroepen
waren om Hem te komen helpen in zijn moeilijke taak van het redden van
deze vergankelijke wezens, altijd aan het bidden en huilen waren naar Hem om
bij hen te komen! Sommigen wilden dat Hij bij hen kwam en Zijn kracht en tijd zou doorbrengen met het gelukkiger maken van henzelf.
Anderen wilden dat Hij kwam om diverse twijfels
en bedenkingen weg te nemen die zij hadden bij de waarheid van sommige brieven
die Hij met betreking hiertoe aan hen had geschreven. Weer anderen wilden dat
Hij bij hen op de rots kwam zodat zij zich veiliger zouden voelen en dat zij
zich zeker zouden voelen dat zij nooit weer in de oceaan zouden afglijden.
Vele anderen wilden dat Hij hen uit de zee had
gered en dat zij echt op een dag op het vasteland zouden komen, want het stond
als een feit dat sommigen zo achteloos liepen dat zij wellicht zouden
uitglijden en terug in de stormachtige wateren zouden vallen. Dus deze mensen gebruikten Hem om te ontmoeten
en zij klommen zo hoog op de rots als ze maar konden, en kijkend naar het vaste
land, waar ze dachten dat het Grote Wezen was, zouden ze het uitroepen: "Kom
naar ons! Kom en help ons"
En al die tijd was Hij naar beneden, door Zijn
Geest, onder de arme en worstelende, verdrinkende wezens in de boze diepe, met
Zijn armen om hen heen proberende om ze eruit te slepen en opkijkend - oh! zo
verlangend maar allemaal tevergeefs - aan hen op de rots, huilend om hen met
Zijn stem al schor van het roepen,
"Kom tot Mij! Kom en laat Mij je
helpen"
Booth
gaf vervolgens een opzwepende berisping en uitdaging voor de gelovigen die waren
gered. Hij schrijft:
"En toen begreep ik het allemaal. Het was
duidelijk genoeg. De zee
was de oceaan van het leven - De zee van het echte, werkelijke menselijke
bestaan, de massa’s. De bliksem was de glimmende doordringende
waarheid die uit Gods Troon
stroomt. De donder was de verre echo van de toorn van God. De menigte gillende mensen, die
worstelden en gekweld werden in de stormachtige zee, waren de duizenden en
duizenden arme hoeren en hoerenmakers, de dronkaards en dronkaardmakers, dieven
en leugenaars, de lasteraars en goddeloze mensen van elke stam, taal en natie.
“De
Ontzagwekkende Troon van God”
"Oh wat een zwarte zee was het! En o, wat een menigte van rijk en arm,
die zo onwetend en zo hoog opgeleiden waren. Ze waren allemaal zo ongelijk in
hun uiterlijke omstandigheden en voorwaarden, maar toch allemaal gelijk in een
ding – allen zijn zondaars voor God - allemaal in het bezit van en het
bedrijven van ongerechtigheid, iniquity, gefascineerd door een afgod, de slaven
van duivelse lust, geregeerd door de vuile duivel uit de bodemloze put!
"Allen
gelijk in één ding? Nee, allemaal gelijk in twee dingen - niet
alleen hetzelfde in hun boosheid maar, tenzij gered, hetzelfde in hun zinken. Zinkend
... omlaag, omlaag, omlaag ... naar dezelfde verschrikkelijke ondergang." Die grote beschuttende rots vertegenwoordigd
Golgotha, de plaats waar Jezus voor hen gestorven was. En
de mensen die er op waren, waren degenen die gered waren. De manier waarop ze
hun energie, gaven en tijd gebruikten, vertegenwoordigde de beroepen en het amusement
van degenen die er van overtuigd waren dat ze gered van zonde en hel, volgelingen
van de Heer Jezus Christus waren
geworden. Het handjevol felle doelgerichte mensen, die hun eigen leven riskeerden
in het redden van de verdoemden, dat waren de echte soldaten van het Kruis van
Jezus.
Dat Machtige Wezen die hen riep uit het midden
van de woeste wateren was de Zoon van God, "dezelfde gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid" die nog
steeds worstelt en voorbede doet om de stervende massa te redden van deze
vreselijke ondergang en verdoemenis, en wiens Stem is te horen, boven de muziek,
de machines, en het lawaai van het leven, die de geredden roept om te komen en Hem te helpen de wereld te
redden.
Mijn vrienden in Christus, u bent gered uit van
de wateren, u bent op de rots. Hij is in de donkere zee en doet een beroep op u
om tot Hem te komen, om Hem te helpen. Wilt u gaan? Maak zelf de beslissing. De
stijgende zee van het leven is vol met vergane menigten, rollend tot de plek
waarop je staat.
De visie verlatend, kom ik nu spreken van het
feit - een feit dat net zo echt is als de Bijbel, zo echt is als de Christus die aan het Kruis
hing, zo echt is als de dag des oordeels zal zijn,
en zo echt als de hemel en hel die zullen volgen.
Kijk!
Laat u niet misleiden door de schijn - mensen en dingen zijn niet wat ze lijken. Iedereen
die niet op de rots is, is in de zee! Kijk naar ze vanuit het standpunt van de
grote Witte Troon, en wat een gezicht je hebt! Jezus Christus, de Zoon van God is,
door Zijn Geest, in het midden van deze stervende menigte, moeite doende
om hen te redden. En Hij roept u om ook in de zee te springen - om meteen aan
zijn zijde te gaan staan en hem te helpen in de Heilige strijd. Zal je
springen? Dat wil zeggen, gaat u naar Zijn voeten en plaats stelt u zichzelf
absoluut tot Zijn beschikking?
Een jonge Christen kwam een keer naar me toe en
vertelde me dat ze enige tijd geleden haar beroep, gebeden en geld aan de Heer
had gegeven, maar dat ze nu ook haar leven aan Hem wilde geven. Ze wilde rechtstreeks
de strijd ingaan. Met andere woorden:
“Ze wilde de zee in gaan om Hem te helpen”
Zoals wanneer een man aan de kust, bij het zien
van anderen die worstelen in het water, de bovenkleding uitdoet omdat die alle inspanningen
zou belemmeren, en de sprong maakt voor de redding. Zou u, die nog steeds hangend op de bank ligt,
denkend en zingend en biddend over de arme verloren zielen, uw schande en
schaamte aan de kant zetten, uw trots, uw zorgen over de mening van anderen, uw
liefde naar gemak en alle zelfzuchtige verlangens die u hebben teruggehouden
voor zo lange tijd, niet rennen naar de redding van deze menigten van stervende
mannen en vrouwen?
Ziet de donkere en deinende zee er gevaarlijk
uit? Ongetwijfeld! Het lijdt geen twijfel dat de sprong voor u, net als voor
iedereen die het durft, betekent moeilijkheden en minachting en verachting en
lijden. Het kan meer dan dit voor u betekenen. Het kan zelfs de dood betekenen.
Hij die u nodigt uit de zee weet wat het zal betekenen – en dit wetende zal Hij
nog steeds roepen en er bij u op aandringen te komen. U moet het doen. U kunt
het niet tegenhouden.
U hebt voor uzelf lang genoeg vermaakt in het Christendom.
U hebt aangename gevoelens gehad, aangename liederen, prettige ontmoetingen,
lang genoeg mooie vooruitzichten gehad. Er is veel menselijk geluk, veel handgeklap
en geschreeuw van lof geweest – veel hemel op aarde! Nu dan, ga naar God en vertel Hem dat u zo veel als nodig is bereid
bent om uw rug hiernaar toe te keren en dat u bereid bent om de rest van uw
dagen worstelend te midden van deze menigten, die anders zullen vergaan, door
te brengen - wat het u ook kost.
U moet het doen. Met het licht dat nu doorbreekt in uw geest en
de roep die nu in uw oren klinkt en de wenkende handen die u nu voor ogen ziet
hebt u geen alternatief. Naar beneden te gaan in de vergankelijke menigte is uw
plicht. “Uw geluk zal van nu af aan bestaan in het delen van hun ellende, uw
gemak in het delen van hun pijn, uw kroon is hen te helpen om hun kruis te
dragen, en uw hemel in het binnengaan van de kaken van de hel om hen te redden.”
Psalm
49:14
Dit is het lot van hen
die op zichzelf vertrouwen, het einde van wie behagen scheppen in hun eigen
woorden.
Gods zegen
Josie Hagen